De veelbewogen geschiedenis van een weesmeisje uit Hoorn ten tijde van de Verenigde Oost-Indische Compagnie rond 1635
10-13 jaar
Christofoor, 2002
ISBN 90 6238 7640
Uitverkocht (maar misschien nog te vinden in de bibliotheek!)
Recensies
Reacties van lezers
Alvast een hoofdstuk lezen??
Wil je een reactie geven?
Samenvatting:
Liefje Goedhart is een weesmeisje van ongeveer 12 jaar oud. Ze leeft in de
Gouden Eeuw, rond 1625, in de tijd van de bloei van de Verenigde
Oost-IndischeCompagnie. Ze woont in het Burgerweeshuis in de Achterstraat te
Hoorn.
Ze is eigenlijk een halfwees: haar moeder is gestorven, haar vader vaart op een
Oost-Indiëvaarder. De leiding van het weeshuis vindt haar maar een lastig kind.
Gelukkig heeft ze wel een goede vriendin, Marije van Os, die het ook
allesbehalve naar haar zin in het strenge weeshuis.
Liefje slentert het liefst bij de haven, waar het altijd een levendige drukte is
van kooplieden, sjouwers en zeelieden. Op de kermis ontmoet ze Jonge Jan, de
zoon van een visser, met wie ze vriendschap sluit. Samen met hem beleeft ze veel
avonturen in en buiten de stad.
Na bijna vier is haar vader nog steeds niet terug. Langzaam rijpt bij Liefje het
plan haar vader zelf te gaan zoeken. Ze besluit aan te monsteren op een schip
van de VOC ... als jongen. Hoe het verder afloopt, verklappen we niet...
In het boek wordt de hoofdpersoon Liefje drie keer koningin. De drie scènes laten zien hoe het leven van Liefje verliep: gelukkig, als kind; ongelukkig in het weeshuis, en weer gelukkig in het boerengezin.
Uit de Canon Geschiedenis van Nederland
Volledig artikelRecensies'De meikoningin'
Kindersuite > Kinderboekbesprekingenen > Prentenboeken
André Nuyens - De meikoningin, of de veelbewogen geschiedenis van een weesmeisje uit Hoorn ten tijde van de Verenigde Oost-Indische Compagnie rond 1625
Vanaf 10 jaar.
Hoe belangrijk de plaats is die de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) inneemt in de Nederlandse
geschiedenis blijkt wel uit de manier waarop de oprichting van de VOC, vierhonderd jaar geleden, wordt
gevierd door middel van tentoonstellingen en verschillende informatieve boeken. Ook putten schrijvers
voor hun fictieve verhalen vandaag de dag nog steeds inspiratie uit de tijd van de VOC. De meikoningin
van André Nuyens is daar een voorbeeld van. Zoals de ondertitel al aangeeft is het een weergave
van 'de veelbewogen geschiedenis van een weesmeisje uit Hoorn ten tijde van de Verenigde Oost-Indische
Compagnie rond 1625'.
De meikoningin vertelt het verhaal van de twaalfjarige Liefje Sachariasdochter Goethart. Liefje is een halfwees. Haar moeder is gestorven en haar vader vaart voor (minstens) drie jaar op een Oost-Indiëvaarder. Ze woont daarom in het Burgerweeshuis in Hoorn, één van de steden waar de VOC een kantoor heeft. Liefje vindt het verschrikkelijk in het weeshuis, want de Vader en Moeder houden de kinderen onder de duim door voortdurend te dreigen met hele vervelende vormen van straf die ook nog eens heel onrechtvaardig zijn. Liefje probeert het voor haarzelf een beetje leuk te maken: op haar vrije middagen slentert ze door de stad en af en toe ontsnapt ze stiekem om bijvoorbeeld bij de haven te kijken of navraag te doen naar haar vader die al vier jaar weg is. Maar niemand kan haar iets over hem vertellen. Uiteindelijk monstert ze als jongen aan op een schip van de VOC. Al snel wordt haar duidelijk dat het leven op het water ruig en zwaar is. En als ze vervolgens voor de zoveelste keer tegen haar broekspijp plast neemt Liefje een besluit.
André Nuyens weet de sfeer van vroeger tijden in Hoorn goed op te roepen. De bedrijvigheid op de scheepswerf, de duisternis van het weeshuis, de smalle straatjes waar de rijtuigen elkaar nauwelijks kunnen passeren, de brand in een steeg, landschappen: alle zintuigen zijn gebruikt om hele precieze beschrijvingen te geven. De mensen, plaatsen, gebeurtenissen en vooral het leven van Liefje krijgen allemaal vorm in het hoofd van de lezer. Regelmatig herinnert een gebeurtenis Liefje aan een vergelijkbaar moment uit haar kindertijd met haar vader en moeder. In deze flashbacks is het verdriet van Liefje bijna voelbaar.
Behalve het verhaal van Liefje geeft De meikoningin een beeld van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, zoals de zaken zijn geregeld, wat de gewoontes zijn en hoe groot de verschillen zijn tussen de gezaghebbers en het werkvolk. Bovendien bevat het boek een doorsnede van een Oost-Indiëvaarder, een plattegrond van Hoorn en een verklarende woordenlijst. De meikoningin is daarom niet alleen een fraaie roman, maar ook een goed leesbaar geschiedenisboek.
Nog een aardig detail: één hoofdstuk is geschreven door groep 8-leerlingen van een basisschool uit Hoorn. En dat hebben ze heel goed gedaan.
André Nuyens - De meikoningin, Christofoor, 2002
(P.M.)
NBD|Biblion:De Meikoningin
Liefje is half-wees en woont in het Hoornse weeshuis sinds haar vader met de Verenigde Oost-Indische Compagnie naar de oost voer. Omdat hij na drie jaar niet is teruggekeerd - de gebruikelijke duur van zo'n reis - besluit ze na lang aarzelen het weeshuis te verlaten om haar vader achterna te reizen. Ze monstert aan, verkleed als jongen, maar beseft nog voor de grote afvaart dat de onderneming niet kan slagen. In Texel gaat ze van het schip, reist alleen terug naar Hoorn en vindt onderweg haar thuis bij een boerenfamilie. Deze hoofdlijn wordt meer dan eens onderbroken door zijlijnen, al dan niet uitgewerkt, wat de vaart uit het verhaal haalt, maar het wel boeiend maakt, vanwege de 'kleine geschiedenissen' en de couleur locale. Een van de hoofdstukken is geschreven met behulp van leerlingen uit groep 8 van een basisschool in Hoorn (de auteur verraadt niet welke). Een boek voor historisch geinteresseerde lezers vanaf ca. 12 jaar, die niet uit zijn op spanning. maar belangstelling hebben voor informatie over een belangrijke periode in de Nederlandse geschiedenis: de Gouden Eeuw. Met verklarende woordenlijst, doorsnede van een Oost-Indievaarder en plattegrond van het oude Hoorn. Foto-omslag.
'De Meikoningin of de veelbewogen geschiedenis van een weesmeisje uit Hoorn ten tijde van de Verenigde Oost-Indische Compagnie rond 1625'.
Zo wordt op de omslag het nieuwe boek van de Hoornse schrijver André
Nuyens aangekondigd, waarin een mooi beeld wordt geschetst van het leven van
een weesmeisje in die periode.
De Meikoningin geeft een fraai beeld van de zoektocht van een meisje naar
een boeiend bestaan.
Hanneke van den Berg in het ' Noordhollands Dagblad ', 20 juni 2002.
Ik vond het een mooi verhaal
'Het geeft je ook nog een stuk geschiedenis mee over de tijd van de VOC. Ik
vond het leuk dat Liefje in een leuk gezin kwam en dat allemaal toch nog een
beetje goed afliep. Verder is het spannend, want je wilt steeds doorlezen wat
Liefje meemaakt en of ze haar vader ooit nog eens tegenkomt.'
Elise Bennik, 15 jaar.
Reacties van lezers
Naam: Brechje
Boek: De meikoningin
Waarom heeft het verhaal deze titel?
ik heb eigenlijk geen flauw idee.
Hoofdpersoon?
Liefje, het weesmeisje.
Is het leven van de hoofdpersoon veranderd?
Jazeker.
Waar vindt het plaats?
In Hoorn.
Wanneer speelt het zich af?
Rond 1625.
Belangrijkste onderwerp?
Vriendschap.
Wat vond je van het verhaal?
Ik vind het een superleuk boek omdat je erin mee gesleurd wordt.
Makkelijk te lezen?
Beide. Er stonden soms moeilijke woorden tussen maar die werden goed uitgelegd.
Meest bijgebleven?
Ik snap de vraag niet.
Vraag/Opmerking:
Het is een superleuk boek.
Naam: Joyce
Leeftijd: 13
Boek: De meikoningin
Waarom heeft het verhaal deze titel?
Omdat op het eind Liefje wordt gekroond als meikoningin en ze eindelijk haar plek gevonden heeft
Wat vond je van het verhaal?
Ik vond het een superboek. Er gebeurt eigenlijk niet zoveel maar het is leuk hoe alles beschreven
is. Net of je er zelf bij bent. Je krijgt een goed beeld over het leven toen.
Belangrijkste onderwerp?
Mmm, da’s moeilijk. Ik denk toch dat Liefje haar vader wil zoeken.
Vraag/Opmerking:
Echt een super boek. Veel geschiedenisboeken vind ik zo afschuwelijk. Ze gaan vaak over slaven en de
2e wereldoorlog. Ik vind dat helemaal niet leuk om te lezen. Dit boek is anders.
Zijn er nog meer zulke boeken geschreven? Dan wil ik ze graag lezen!
groetjes Joyce
Naam: lise
Leeftijd: 13
Boek: De meikoningin
Waarom heeft het verhaal deze titel?
Omdat ze aan het eind van het boek "Meikoningin" wordt.
Wat vond je van het verhaal?
Ontzettend Leuk!!! Ik hou wel van geschiedenisboeken. Ik moest een literatuurdossier maken. Ik had al boeken uitgekozen
toen ik me opeens een heel leuk boek herinnerde; de meikoningin. Ik heb gelijk mijn boekenlijst gewijzigd. Liefje is een
beetje een voorbeeld voor me. Ze is mooi, intelligent, aardig en behulpzaam.
Belangrijkste onderwerp?
Hoe een meisje eigenlijk het geluk toch weer vindt na het kwijtgeraakt te zijn.
Vraag/Opmerking:
ik ga het zeker nog een keer lezen en nu ook andere boeken van Andre Nuyens
Naam: Rosalie ter Meulen
Leeftijd: 12 jaar oud
Boek: De meikoningin
Waarom heeft het verhaal deze titel?
Ik zou het eigenlijk níét weten...
Wat vond je van het verhaal?
Ge-wel-dig! Ik moest voor Nederlands op school een historisch boek lezen. Zodoende ben ik bij De Meikoningin
gekomen. Echt een ongelofelijk mooi boek. Het is erg spannend, maar ook erg ontroerend. Het geeft heel
erg veel emoties mee, en dat is erg prettig om te lezen.
Belangrijkste onderwerp?
Ik denk natuurlijk het belangrijkste is dat Liefje uit het weeshuis kan, en een beter bestaan op kan
bouwen. Maar als je kijkt naar de moraal van het verhaal, denk ik eerder dat Je Je Hart Moet Volgen,
en nooit opgeven. Dat zie je ook erg terugkomen in hoe Liefje de zoektocht naar haar vader nooit opgeeft,
totdat ze een verklaring heeft
Vraag/Opmerking:
Ik heb nog een vraagje: Hoeveel drukken zijn er tot nu toe gemaakt? Dat staat zelf namelijk niet in het
boek, en ik moet dat ook weten voor mijn fictieopdracht. Ik heb een boek uit 2002. Welke druk is dat?
Bedankt!
Rosalie ter Meulen
Naam: Lisanne Biekart
Leeftijd: 14 jaar
Boek: De meikoningin
Waarom heeft het verhaal deze titel?
Liefje wordt bij de familie met Pinksteren gekroond tot meikoningin, verder wordt ze nog 2 maal koningin:
een keer als luizenkoningin van het weeshuis en een keer thuis, toen haar beide ouders er nog waren.
Zij vond toen de amandel in haar boterham.
Wat vond je van het verhaal?
Ik vond het een leuk en boeiend verhaal. Je leest het echt in één keer uit. Ik heb het
boek gekregen toen ik acht was, en sindsdien heb ik het heel erg vaak gelezen. En dat terwijl het tegen
mijn principes in is om boeken nog een keer te lezen.
Belangrijkste onderwerp?
Ik weet dat niet zo goed, ik denk dat het is dat je altijd moet zorgen dat je nog lol in het leven houdt.
Zoals Liefje die vaak ontsnapt aan het weeshuis en verder in het boek gewoon wegloopt en gaat doen wat
ze wil.
Vraag/Opmerking:
Het is echt een van mijn lievelingsboeken en nu moet ik er voor school een verslag over schrijven.
Ik moet zeggen: dat doe ik met veel plezier.
Hoofdstuk 1 "Liefje"
Waarin we kennismaken met Liefje, een weesmeisje dat in een weeshuis in Hoorn
woont, Liefje haar toekomst hoort, een vrouw met drie borsten bewondert en een
vriend krijgt...
'Wie durft het tegen deze vechter op te nemen. Zijn naam is Berthold de Beuker.
Hij heeft nog nooit een gevecht verloren. Wie durft?'
Op een wagen voerde een kleine, dikke man met een kaalgeschoren hoofd een
schijngevecht uit. Zijn gedrongen, gespierde tors glom in de zon. Zijn
spierballen waren kogeldik. Af en toe haalde hij uit naar een denkbeeldige
tegenstander.
'Wie het waagt het op te nemen tegen Berthold de Beuker kan vijf stuivers
verdienen...of je bent vijf stuivers kwijt natuurlijk. Berthold is pas ziek
geweest, dus hij is niet op z'n allersterkst. Grijp die kans om vijf stuivers te
winnen.'
Hij keek tussen de toeschouwers of hij een potige boerenzoon zag.
'Jij, daar, jij lijkt me een sterke vent.'
De boerenzoon knikte nee, maar de omstanders jutten hem op om de strijd met de
prijsvechter aan te gaan.
'Jij bent veel sterker dan die dwerg daar,'zei een van de toeschouwers,'ik wed
er vijf stuivers op dat je wint.'
Dit was niet zomaar een toeschouwer, maar een handlanger van de kermisbaas die
een aanzet moest geven voor weddenschappen op de winnaar. Algauw waren er acht
mensen die vijf stuivers inzetten op de grote, sterke boerenzoon. Een
willekeurige toeschouwer werd op de wagen getild. Zowel de baas als de
boerenzoon gaven hem de vijf stuivers. De andere wedders gaven ook hun inzet aan
deze toeschouwer.
Onder luid applaus klom de jonge boer op de wagen. De baas stelde de twee
tegenstanders aan elkaar voor. De baas blies op een fluit en de strijd begon.
Aanvankelijk draaiden de vechters om elkaar heen. De jonge boer had het idee één
keer flink uit te halen om zodoende direct een eind aan het gevecht te maken.
Maar de kermisvechter wist dat elke uitdager zo redeneerde. Hij bleef om zijn
tegenstander heen cirkelen. Het publiek werd ongeduldig.
Opeens stapte de boerenzoon naar voren om zijn tegenstander in één keer uit te
schakelen. Maar de bodem van de wagen was vettig en de boerenzoon gleed op zijn
klompen even weg. Dat was het ogenblik, waarop de kleine vechter gewacht had. De
uit zijn evenwicht gebrachte boer wankelde en haalde zijn handen voor zijn
gezicht vandaan. Met een directe vuistslag trof hij de boerenzoon vol in het
gezicht. Die verloor nu helemaal zijn evenwicht en stortte neer. Moeizaam kwam
hij overeind. Bloed liep uit zijn neus en zijn mond.
'Wil je opgeven?'vroeg de baas.
De boerenzoon mompelde iets onverstaanbaars.
'Hij zegt nee,'riep iemand uit het publiek die vond dat het gevecht te kort
geduurd had.
De ongelijke strijd ging nog even door. De boerenzoon haalde uit, maar de
behendige, kleine kermisvechter dook voortdurend onder zijn armen door waarna
hij hem vliegensvlug een stoot toediende. Na tien minuten vond de prijsvechter
dat het publiek voldoende vermaakt was. Hij deelde een gerichte kaakstoot uit
waardoor zijn tegenstander bewusteloos op de vloer viel.
De mensen dropen af, terwijl de baas een emmer water over het gezicht van de
boerenzoon gooide.
De jaarmarkt in augustus was misschien wel de drukste dag van het jaar in de
stad. De voorbereidingen waren een week voor de grote dag al in volle gang. In
het begin van de week kwamen de eerste kermiswagens op het Nieuwland en het
Kerkplein aan. De ambachtslieden in de stad legden de laatste hand aan de waren
die ze voor de uitstalling gereed wilden hebben. De nacht voor het begin van de
markt waren van heinde en verre boeren op weg met hun vee om maar op tijd op de
markt te zijn. Degenen die te laat waren, versperden met hun koeien de wegen
voor de rijtuigen die naar de stad gingen. Voor de zes stadspoorten stonden
lange rijen van rijtuigen en boeren met vee. De tuinders en boeren die op het
water naar de stad voeren, hadden daar minder last van. Hun boten, volgeladen
met fruit, groente, kaas, boter, eieren en andere producten, voeren ze via de
Tocht de stad binnen. Maar zelfs op de waterwegen voor de stad ontstond enige
vertraging. In de nauwe straatjes van de stad zelf was het verkeer volkomen
vastgelopen.
De wandelende handelaren hadden 't het gemakkelijkst. Zij hoefden niet te
wachten en torsten hun zak of kist met koopwaren door een van de poorten naar
binnen op weg naar een gunstige verkoopplek.
Langzaam vulde de stad zich met kooplieden, kopers, muzikanten, potsenmakers en
straatkunstenaars. Je kon het zo gek niet bedenken of het werd verkocht: satijn,
kant, bont, maar ook allerlei aardewerk en goud-en zilverwerk.
De vele wagens die door de poorten naar binnen kwamen, werden wiel aan wiel
gestald in een van de straten waar geen kramen stonden.
Op het Kerkplein, het Nieuwland en een deel van de Rode Steen stond de kermis.
Armen en rijken keken altijd reikhalzend naar de kermis uit: de armen om voor
even de sores van hun zware bestaan te vergeten, de rijken omdat de kermis een
welkome onderbreking was van de vele dagen waarop ze zich verveelden.
Het was Liefje of een van de andere weesmeisjes verboden één van de
kermisattracties te bezoeken. Dat gebeurde gedurende de kermis één keer onder
leiding van de binnenmoeder. Wat er op neerkwam dat ze in een grote stoet, onder
luid gejoel van aangeschoten kermisbezoekers neerstreken bij de poffertjeskraam.
Daar kregen ze dan wat poffertjes te eten, waarvoor ze Moeder heel dankbaar
moesten zijn, waarna de groep snel terugkeerde naar het weeshuis. Daar kregen ze
vrij om zich op de binnenplaats te vermaken en konden ze slechts luisteren naar
de kermisgeluiden.
Liefje was boos geworden omdat zij niet mochten deelnemen aan het
'kermisstrepen'. Het jaar ervoor had ze gezien hoe op woensdagmiddag om twaalf
uur precies jongeren zich verzamelden op het plein voor de Grote Kerk. Ze hadden
plankjes waarop krijt was gesmeerd. Zodra de klok twaalf uur sloeg, renden ze op
voorbijgangers af om met hun krijtplankjes de voorbijgangers witte strepen op
hun kleding te bezorgen. Toen de klokken na een kwartier ophielden met luiden,
hielden de jongeren op. Liefje had het dit jaar aan Moeder gevraagd, maar haar
verzoek was afgewezen: het gaf geen pas andere mensen met krijt te bevuilen en
bovendien zouden de eigen kleren ook alleen maar vies worden.
Ook was het de weeskinderen verboden te kijken naar de optocht van
kermisartiesten die aan het begin van de week de stad binnentrokken om de kermis
aan te kondigen. Helemaal vooraan liepen enkele personen op stelten: als ware
reuzen torenden ze boven iedereen uit. Daarachter liepen de acrobaten die
salto's maakten en meters achtereen op hun handen liepen. Een van de acrobaten
liep op zijn handen op een bal. Dan kwamen de jongleurs met hun ballen die ze af
en toe heel hoog in de lucht gooiden en, terwijl ze doorliepen, keurig weer
opvingen zonder er ook maar één te laten vallen. De stoet werd afgesloten met
luidruchtige trommelaars. En allemaal droegen ze felkleurige kleding om zoveel
mogelijk op te vallen. Liefje had de optocht één keer met haar moeder gezien.
Ze had zo'n zin om over de jaarmarkt en de kermis te lopen dat ze met Marije,
haar beste vriendin in het weeshuis, een plannetje had bedacht. Marije zou de
kinderen afleiden waardoor Liefje in een hoek van de binnenplaats ongemerkt over
de muur kon klimmen. De dag erop zou Marije op dezelfde wijze ontsnappen.
Nog geen half uur na hun terugkeer met Moeder liep Liefje zodoende weer op de
kermis. Haar aandacht werd getrokken door twee acrobaten die, staande op een
brede wagen, hun best deden het publiek te vermaken. Liefje had wat geld in haar
jurkzak gestopt en gaf hun na afloop van de voorstelling een paar duiten voor
hun kunsten.
Ze vond het prettig zich in de massa te bewegen: de mensen hadden het te druk
met andere zaken dan op haar weeshuiskeding te letten en Liefje voelde zich een
van hen.
Tot het moment dat ze voorbij een kroeg liep:
'Hé lekkertje, kom even bij me zitten,' riep een zatlap met schorre stem vanuit
de kroeg.
Liefje liet niet merken dat ze het gehoord had, maar trok, eenmaal uit het
zicht, het kapje van haar hoofd en gooide haar haren los. Ze stopte het kapje in
de zak van haar jurk.
Vanuit een volgende kroeg klonk muziek. Twee violisten, een trompetblazer en een
fluitspeler speelden vrolijke deuntjes. Liefje liep er haastig aan voorbij, maar
er werd geen vervelende opmerking naar haar hoofd geslingerd. Het werkte
blijkbaar wel, het niet dragen van haar kapje!
Op het Nieuwland stond ze stil bij een grappenmaker. Een man, in de meest
vreemde kleren uitgedost, deed expres de domste dingen en het publiek lag dubbel
van het lachen. Onwillekeurig moest ook Liefje lachen om de dwaze capriolen van
de nar.
Ernaast stond een tent. 'Waarzegster' stond erop, en in kleinere letters
daaronder: 'Kent uw toekomst voor twee duiten! '
Het was er niet druk. Liefje keek om zich heen. Ze wilde dolgraag weten hoe haar
toekomst eruit zou zien. Ze keek nog eens om zich heen en stapte de tent in. Het
was er schemerig. Achter een tafel zat een oude vrouw met heel lange haren. Haar
gezicht had een kleur die Liefje onbekend voorkwam. Voor haar op de tafel lag
een aantal speelkaarten.
'Ga zitten,'zei de vrouw tegen Liefje.
'Wat wil je, dat ik kaarten leg of je hand lees.'
'Ik wil weten hoe mijn toekomst eruitziet.'
'Ik zal je handen lezen, geef eerst je rechterhand maar.'
Liefje legde haar hand op de tafel. De vrouw pakte hem vast en draaide hem naar
binnen open. Met haar vingers voelde ze langs bepaalde lijnen.
'Leg je linkerhand er eens naast,'zei ze gebiedend.
Liefje legde haar linkerhand open naast haar rechterhand. De handpalm van haar
rechterhand was veel ruwer door allerlei dagelijkse werkzaamheden.
'Ik vergelijk je twee handen met elkaar,'zei de waarzegster.
Ze wees op Liefjes nog bijna gave linkerhand.
'Hier kom je vandaan,' zei ze, en kijkend naar Liefjes andere hand,'en daar ben
je naar op weg.'
'Kijk,'vervolgde ze, op bepaalde vouwen in haar twee handen wijzend,'dit zijn je
levenslijnen.'
Ze bestudeerde deze aandachtig.
'Je leven staat gedeeltelijk al vast, maar je hebt de mogelijkheid je leven in
gunstige zin te veranderen.'
Ze keek nog eens aandachtig naar beide handpalmen tegelijk.
'Ik zie een bevalling: een jongen wordt geboren en jij bent erbij betrokken. Dat
zal je goed doen.'
'Ik ga trouwen?'
'Dat heb ik niet gezegd, zo ver kan ik niet zien. Ik weet alleen dat je bij die
bevalling aanwezig bent. Meer kan ik niet zien.'
Liefje bedankte haar en verliet de waarzegster. Ze was allang blij dat haar
toekomst niet al te somber was. Ze liep een stuk vrolijker verder.
Opeens zag ze, ongeveer een meter vóór zich, een grote zilveren munt op de grond
liggen. Ze dacht dat ze zich vergiste, stond stil en keek nog eens goed. Nee,
hij lag er nog steeds. Het was zo druk dat de meeste mensen niet naar de grond
konden kijken. De voorbijgangers trapten erop en liepen daarna weer door. Juist
op het moment dat ze zich bukte om de munt op te rapen, zag ze een andere hand
haar arm passeren en naar de munt graaien. Ze was te laat.
Ze keek op en zag het vrolijke gezicht van een jongen van haar leeftijd. Door de
snelle beweging was zijn muts op de grond gevallen. Hij had kort, stekelig zwart
haar en donkere ogen. Hij droeg verstelde kleren en in zijn rechterklomp zat een
scheur.
Ze keken elkaar een paar seconden aan. Toen Liefje zag dat een voorbijganger op
zijn muts dreigde te trappen, bukte ze zich opnieuw en raapte zijn muts van de
grond. Ze gaf deze aan hem.
'Dank je,'zei hij,'zag jij hem ook?'
'Ja, ik zag hem al een tijdje, maar er stonden steeds mensen bovenop.'
Liefje zag de jongen nadenken.
'Dan is ie van ons beiden. Het is een gulden, zullen we er samen mee de kermis
opgaan?'
Liefje was nog nooit met een jongen meegegaan. Ze vond het wel een beetje eng,
maar ze wilde ook wel van het gevonden geld profiteren. Zoveel geld kreeg ze
niet. Alleen af en toe een fooitje wanneer ze een brief naar een van de
regentessen moest wegbrengen.
'Goed', zei ze.
'Hoe heet je?'vroeg hij.
'Liefje, ik zit in het weeshuis.'
'Dat had ik al gezien' zei de jongen,'ik ben Jonge Jan.'
Zwijgend vervolgden ze hun weg.
'Ik vind het prachtig, de kermis, ik kijk er een heel jaar naar uit.'
'Ik vind het ook mooi, maar wij mogen eigenlijk niet.'
'Je bent er nu toch.'
'Ik ben stiekem weggeslopen.'
'Dat mag ik wel,'zei Jonge Jan,'dat zullen we belonen.'
Hij liep op een suikergoedkraam af, en leverde de zilveren munt in.
'Een grote zak snoep, graag.'
De koopman gaf hem de zak snoep en een heleboel munten terug.
'Hier, voor jou.'
'We gaan toch alles samen delen?'
'Ook goed,'zei hij.
Liefje maakte de zak open en hield hem Jonge Jan voor.
'Hmm, lekker,'zei hij na geproefd te hebben.
Op het Koepoortsplein zagen ze dat ze met katknuppelen bezig waren. Liefje had
het wel eens gehoord, maar nog nooit in het echt gezien.
'Zullen we even kijken?'stelde Jonge Jan voor.
Aan een touw hing een tonnetje.
'Daar zit een levende kat in,'zei Jonge Jan die het al eens eerder gezien had.
Ongeveer tien jonge mannen stonden op enige afstand van de ton. Een van hen
gooide met een knuppel in de richting van de ton, maar hij miste. Een andere
deelnemer nam de knuppel van hem over en gooide wel raak. In de ton hoorde je
het gekrijs van de kat in paniek, tot grote vreugde van de omstanders.
Langzaam versplinterde het hout van de ton. Het was nog maar een kwestie van een
of twee worpen of de ton zou in duigen vallen. Maar door de spanning miste de
eerste kanshebber voor de prijs volledig: hij gooide over de ton heen en raakte,
op een haar na, een toeschouwer. De volgende deelnemer bleef rustig en mikte
zorgvuldig. Onder veel gekraak van versplinterd hout viel de ton uit elkaar.
Gejuich klonk op voor de winnaar van de hoofdprijs.
Een grote kat, die de hele tijd in doodsangst had gezeten, sprong weg en nam de
vlucht. Maar zo gemakkelijk ging dat niet. Degene die de vluchtende kat te
pakken kon krijgen voor een nieuwe ronde, kreeg ook een prijs. De kat probeerde
tussen de benen van een van de deelnemers door te glippen, maar deze sloot
razendsnel zijn benen en greep de kat. De kat reageerde ogenblikkelijk. Met een
flinke uithaal haalde hij het gezicht van de vanger open. Hij schrok en liet de
kat los. Bloed kwam tevoorschijn op zijn wangen.
'We kunnen nu beter jou in de ton stoppen,' spotte de winnaar.
'Net goed,'zei Liefje tegen Jonge Jan,'zullen we verder kijken?
Het geluid van zwaar gekreun trok hun aandacht. Een man deed een poging een
reuzegrote kogel op te tillen. Hij trok het gewicht naar zijn borst, maakte toen
een snelle beweging en hief het gewicht boven zijn armen. Daarna liet hij het
met een smak op de grond komen. Het publiek juichte.
Zal ik dat ook eens doen?'vroeg Jonge Jan.
Liefje keek naar zijn bovenarmen.
'Ben jij sterk dan?'
'Nee, maar wat geeft dat.'
'Laat maar eens zien,'zei Liefje.
Jonge Jan betaalde en pakte de ijzeren kogel beet. Hij tilde het gewicht omhoog,
en probeerde ook met een vlugge beweging onder de kogel te komen en direct zijn
armen te strekken. Maar hij zwaaide iets te hard door. Hij had de kogel niet
meer recht boven zijn lichaam en kon hem niet meer houden. De kogel viel achter
hem op de grond neer. Alle omstanders moesten lachen, behalve Liefje.
'Je hebt het in ieder geval geprobeerd,' zei ze, terwijl Jonge Jan het stof van
zijn jas veegde.
'Waarom kijk je steeds om je heen?' vroeg Jonge Jan.
'Als een van de regentessen me op de kermis ziet lopen, dan ben ik erbij.'
'Daar is het veel te druk voor,' stelde Jonge Jan haar gerust.
Voor een tent stond een man het publiek naar binnen te lokken.
'Nog nooit vertoond, nergens in het land, u bent de eersten die haar te zien
krijgt. De grootste geleerden staan voor een raadsel. Grijp de kans, want het
zal uw laatste kans zijn. Treedt binnen en verbaast u over...'
Hij wachtte expres een paar seconden.
'.... over de vrouw met de drie borsten.'
'Wat!?'riep een plattelandsboertje uit voor wie een bezoek aan Hoorn al een reis
in een onbekende wereld was.
'De vrouw met de drie borsten,'herhaalde de baas van de tent.
Het publiek stroomde toe. Jonge Jan en Liefje lieten zich in de stroom naar de
ingang meevoeren. Ze betaalden en gingen de tent binnen. In het schemerdonker op
een afstand van een paar meter, afgescheiden door een groot glas-in-loodraam zat
een dikke vrouw op een rode troon. Ze keek de toeschouwers onverschillig aan.
Ze was in het wit gekleed: een lange rok, een poffende blouse die vlak onder
haar boezem ophield. Drie volle borsten staken naar voren: twee op de normaal
daarvoor bestemde plaatsen, de derde ertussenin.
De toeschouwers keken, met hun neus tegen het glas, naar deze wonderbaarlijke
vrouw. Natuurlijk bleef spot niet uit.
'Die derde is een reservevoorraad moedermelk' zei er een.
'Haar echtgenoot komt een hand tekort,'zei een ander.
Maar de meesten zwegen en waren onder de indruk van dit wonder. Iedereen bleef
het volle kwartier kijken naar die wonderbaarlijke speling van de natuur.
'Zoiets heb ik nog nooit gezien! 'uitte Jonge Jan zijn verbazing.
'In ieder geval zijn er twee echt. ,'fluisterde Liefje tegen Jonge Jan.
'Geloof je niet in die derde?'
'Ik weet het niet, het zou kunnen, maar we kunnen ook bedonderd worden.'
'Maar je ziet het toch?'
'Ja, dat wel,' moest Liefje toegeven'
'Ik wil je nog één ding laten zien,'zei Jonge Jan, Liefje door de massa mensen
met zich meetrekkend. Ze keken nauwelijks naar de uitstalling van de talloze
kraampjes. Ze hadden er toch geen geld meer voor.
In een hoek van de Rode Steen stond een kleine tent. Voor de tent stond een man
met een geweldig lange baard. Hij sprak Nederlands met een buitenlands accent.
'Nog nooit vertoond,' riep hij.
'Waar heb ik dat meer gehoord,'zei Liefje tegen Jonge Jan, maar die was een en
al aandacht en leek haar opmerking niet te horen.
'In een kist, die volledig afgesloten is, ligt een fakir op een bed van
vlijmscherpe spijkers.'
Hij liet aan de omstanders voor hem een spijker zien en nodigde hen uit met hun
vinger zelf de scherpte vast te stellen.
'Hij zit al een week zonder eten of drinken in zijn kooi. Komt dat zien, komt
dat zien! '
'Heb je zin om te gaan kijken?'vroeg Jonge Jan aan Liefje.
'Zal hij echt al een week zonder eten onder de grond liggen of zal hij er
's nachts stiekem uitgaan?'
Liefje werd op haar wenken bediend, alsof de kermisgast Liefjes twijfel gehoord
had.
'En de sleutel van de kooi is in het bezit van de burgemeester. Op het eind van
de laatste kermisdag krijg ik hem pas weer terug.'
Terwijl hij dat zei, wees hij naar het stadhuis aan de andere kant van de Rode
Steen.
'En wie mij niet wil geloven, kan het bij het stadhuis navragen,'voegde hij er
ten overvloede aan toe.
Ook deze bezienswaardigheid trok veel mensen.
'Het is ons laatste geld,'zei Jonge Jan, zeg maar als je liever iets anders
ervoor wilt doen.'
Liefje was ook wel nieuwsgierig en bovendien wilde ze Jonge Jan dat plezier wel
doen. Tenslotte had hij de geldvondst met haar gedeeld.
'We doen het,'zei ze en liep achter Jonge Jan de tent in. Binnen de tent hing de
geur van wierook om het geheel nog mysterieuzer te maken. In het midden was om
vier palen een touw gespannen rond een grote houten kooi die grotendeels in de
grond was ingegraven. Door een groot raam van glas-in-lood kon je in de kooi
kijken. Boven op de palen brandden kaarsen.
In de kist, op een bed van lange spijkers, lag een broodmagere man met een
tulband op zijn hoofd. Hij lag doodstil en leek zich van de starende blikken
boven hem niets aan te trekken. Het was alsof hij hen niet zag.
Het was stil in de tent. Na een minuut of tien kwam de fakir overeind en ging
zitten. De mensen in de tent verdrongen zich nu naar de kant vanwaar ze de rug
van de fakir konden zien. Er was geen bloed te zien. Wel putjes in de huid van
zijn rug.
'Hoe bestaat het! 'zei Jonge Jan,'dat is toch niet te geloven.'
Buiten de tent was Jonge Jan nog steeds onder de indruk van wat hij zojuist
gezien had.
'En hij heeft al een week niet gegeten.'
'Ik geloof er geen snars van.'zei Liefje, volgens mij krijgt hij op een of
andere manier voedsel in die kooi. We zijn er 's nachts niet bij.'
'Maar hij heeft toch geen sleutel.'
De klok van de Grote Kerk luidde.
'O jee, ik moet gauw naar huis.'
'Ik loop met je mee,'zei Jonge Jan.
Over het Oost en de Jeroenensteeg kwamen ze bijna uit bij de Turfhaven.
'Ik weet nu waar je woont,'zei Jonge Jan
'Geef me even een steuntje,'zei Liefje.
'Dit is wel een erg ongewone manier om thuis te komen,'zei Jonge Jan.
Ze ging op zijn handen en schouders staan en klom op de muur.
'Waar woon jij?'vroeg Liefje, terwijl ze op de muur hurkte.
'Op het Baadland, ongeveer in het midden. Mijn vader is visser.'
'Tot ziens,' zei Liefje.'
'Tot gauw,'antwoordde Jonge Jan.
Liefje voelde nu dat ze nog snoepgoed in haar jurkzak had.
'We moeten de snoep nog verdelen.'
'Mag jij hebben,'zei Jonge Jan.
'Mag jij hebben,' zei haar moeder die haar een zak snoep voorhield,' het is maar
één keer per jaar kermis.'
Ze liep met haar moeder en vader over de kermis. Ze genoot van de lichtjes in
het donker en het ongewone tijdstip waarop ze aan de hand van haar moeder langs
de kraampjes wandelde.
Recht voor hen hing een koord in de lucht. Naderbij gekomen zagen Liefje en haar
ouders dat hoog boven hen een touw gespannen was tussen een huis op de
Martelaarsgracht en een huis aan de Turfhaven. Het touw overspande het
tussenliggende water van de haven. Een koorddanser klom van een trappetje op het
strak gespannen touw en liep op het dunne koord boven het water naar de
overkant. Hij had een lange stok bij zich die hij horizontaal vasthield.
Haar vader tilde Liefje op zodat ze de koorddanser beter kon zien. Alle
toeschouwers hielden de adem in. Eén ogenblik leek hij te vallen. Liefje slaakte
een kreet van ontzetting en sloeg haar handjes voor haar mond. Maar de
koorddanser herstelde zich en bereikte zonder te vallen de overkant. Het publiek
juichte en hij ontving veel munten toen hij met zijn hoed rondging...
Liefje zwaaide door en liet zich aan de andere kant van de muur omlaag glijden.
De laatste kinderen liepen over de binnenplaats door de deur naar binnen.Wat een
geluk! Nog net op tijd.
Ze holde over het plein naar de deur en deed intussen haar kapje op.
Die avond vertelde ze Marije over haar belevenissen en onder het vertellen aten
ze de zak snoep leeg die ze van Jonge Jan gekregen had.